Gone Girl begint als een (knap gemaakte) klassieke thriller. De vrouw van Nick Dunne wordt vermist, maar Dunne reageert (in de ogen van de media toch) als een eikel waardoor hijzelf de hoofdverdachte wordt van een mogelijk moord. Maar dan beginnen ook de sporen echt in zijn richting te wijzen.
Niet lang daarna wordt Nick aangepakt als een O.J. Simpson, laat David Fincher zijn film evolueren in een mediasatire, om die tenslotte na twee verrassende wendingen in de richting van een zwarte komedie en een ijskoud geserveerde battle of the sexes te leiden. Dat maakt de film heel gevarieerd en verrassend, maar het leukste aan de prent is dat Fincher en scenariste-schrijfster Gillian Flynn van start gaan met een fotoromankoppel en daar vervolgens flink mee knoeien (op de meest positieve manier). De toeschouwer mag zich identificeren met rijke, gecultiveerde, intelligente, mooie en schijnbaar romantische protagonisten. Maar dan blijken die protagonisten – om het mild uit te drukken – toch hun zwakheden te hebben. Waardoor ze zowel de slachtoffers als de vampiers worden van de parasiterende mediahaaien.
De personages staan dus ver van de geïdealiseerde figuren uit The Curious Case of Benjamin Button, een film die totaal niet in het oeuvre van Fincher past. Gone Girl is echter een Fincher in hart en nieren.